ALPHABETISCHE LIJST
der aantekeningen
(behorende bij deze tekst)
Airāwatī - naam van het wijfje van Indra's olifant
Wie enigszins goed ingelicht wil zijn bestudere:
Als ging er een dode tot een andere in. - Zoals bekend, heeft Saṁgama twee betekenissen. Daar door mijn opvatting de zaak ontzaglijk veel sterker wordt, vind ik mijn vertaling beter.
Apsarā's leven in de hemel, vooral in Indra's hemel. - Vaak worden zij naar de aarde gestuurd om boeters, die door hun ascese te machtig zouden worden, te verleiden. Zij huwen met gesneuvelde helden.
De arka is een algemeen voorkomende struik met geneeskundige bladeren en schors = Calotropis gigantea.
Banja legger¹ (erg lekker) is Nederlands, dat de Inboorling in Oost-Indië spreekt. Ook dat taaltje is vrij gevoelig voor het verschuiven van klanken: v wordt p; g wordt h, enz. Te gereder heb ik het woord zo gekozen, omdat de gehele scène in het gedichtje schijnt te duiden op een markt, met het nodige aanpreken der waren en dat vaak door lieden, die van verre komen.
(¹ De g in legger uitspreken als de g van garçon)
Begaden = een wond bezorgen. Kil.
Begaeid - bemorst, bezoedeld, besmet:
Geeft een peerl in vuil begaide handen,
't besmet haar luister voort. (Vondel)
Bilwaboom = Aegle marmelos Corr, geeft heerlijke vruchten, als geneesmiddel gebruikt.
Brahman (mannelijk), Brahman, Wiṣṇoe en Çiwa vormen wat men noemt; de Indische drieëenheid, trimoerti, de eerste als schepper; de tweede als onderhouder; de laatste als verdelger; het brahman is de geslachtsloze god, het hoogste in de theosofie, de Indische nl.
Brauwen, het Zuid-Nederlandse woord voor wimpers heb ik een enkele keer ook gebruikt als verkorting van wenkbrauwen.
Bṛhaspati = leermeester der goden.
Burchtenverwoester = Çiwa, die de burchten vernielde, welke de boze geest Māya bouwde in de hemel, in de lucht, op de aarde; ze waren van goud, van zilver, van ijzer.
Caitranacht in een der lentemaanden en wel die, waarin de volle maan in het sterrenbeeld Citrā staat.
Çākhota - tropis aspera, een lelijke kromme boom.
Cakora = perdix rufa. Men beweerde, dat deze vogel manestralen drinkt.
Cakrāwaka = een soort gans, die een gelukkig huwelijksleven schijnt te hebben; wanneer het mannetje eenzaam is, uit hij des nachts droeve kreten.
Cātaka Cuculus melanoleucus: zou volgens de sage niets anders dan regendrupjes drinken.
Çeṣa = een slangendaemon, die de aarde draagt en waarop Wiṣṇoe slapende rust.
Citta betekent geest, hart, gemoed. Wat wij ziel noemen, daarvoor heeft het Sanskrit - zover meine Weinigkeit weet, geen woord.
Cuculus = Ook Horatius gebruikt het woord met de tweede u lang (Sat. I.7-80) en daar ik o, zoveel van dien dichter houd doe ik desgelijks met een gerust geweten.
Deugd, voortreffelijkheid, talent, pees, dat alles wordt door één woord: goeṇa uitgedrukt - dus wat een woordspelingen!
Dierbaarste lieveling = lief eigen lichaam.
Door (doren) = dwaas - ouder en Middel-Nederlands,
bijv. Flor en Bl.v.3.
Lanc III, vers 25713.
Ik heb ze zelf doorleefd enz.
Cīrṇam vervangen door jōerṇam.
Dolfijngod = minnegod.
Gaṇeça, god der wijsheid heeft een olifantskop.
Gaurī, dochter van den Himālaya, was de vrouw van Çiwa.
goeroe = leermeester.
(De) haren ook zelve de wilde = hartstochten.
Heimet is geen Germanisme, Kiliaan kent het en ook in de betekenis van het vaderland.
Houder = men denke aan gashouder.
In haar armen haar echtgenoot aan. = Ik weet, dat het niet de gewone opvatting is. Harmyataḥ vind ik geen bezwaar: iedere minnaar verlaat één huis en harmya heeft toch ook de betekenis van gṛha.
Indra is een der goden uit den oudsten tijden. in Perzië telt hij mee onder de boze geesten. Hieruit en uit soortgelijke gegevens maakt men op, dat de Indiërs en de Perzen uiteen zijn gegaan ter oorzake van godsdienst-twisten.
Jupiterwicht = Het Sanskritwoord voor Jupiter betekent "zwaar". Zo het Skr. woord voor Saturnus langzaam schrijdende.
Kadamba = Nauclea cadamba Roxberg: heeft oranje-kleurige bloesems, die zeer welriekend zijn.
Kāma = god van 't begeren - god van de liefde. Hij heet ook god met de vijf pijlen en draagt een banier met een dolfijn erop.
Kandalī, bloem van de musa sapientum.
Karīra, een bladerloze struik Capparis aphylla Roxb.
O, wie kent, enz. - Zó vertaald om eens enig idee te geven van het werken des dichters: met alliteraties, binnenrijmen, woordspelingen.
Ketaki(ka) = pandanus odoratissimus.
Klingend voor klinkend werd nog door Vondel gebruikt.
Knods van juweel = donderkeil.
Koeṭaja = wrightia antidysenterica.
Kokila = Indische koekoek - zwarte koekoek. Het woord is natuurlijk een klanknabootsing. Tot zover is het begrijpelijk, doch wie verklaart, dat deze klanknabootsing in de ene taal 3-lettergrepig, in de andere tweesyllabig is?
Zo:
Ned. koekoek; Duits Kŭkŭck; Zweeds kuku; Russ. Kuckuck; Lít-auws (werkw.) kukuju; Latijn cuculus; Italiaans cuculo; Frans coucou; Grieks Koκκυξ (gen υγος). - En dat alles één klanknabootsing! - Wat verder bevreemdend is, is dat de vogel in poëzie de plaats inneemt van den nachtegaal. Dat alles zou haast doen vermoeden, dat hier de koekeroe bedoeld is en dus familie van den tortel, waar Gijsbrechts gade zo om treurt. - Doch, daar het Petersburger woordenboek Indische koekoek of zwarte koekoek opgeeft - past schier iedereen - het zwijgen.
Lakṣmī, Godin van het geluk en de schoonheid.
Maṅgo, zeer welriekende Sandelboom..
Meroe, zonsopgangsberg - dus goudberg.
Nimba, een boom met bittere vruchten = azadi rachta indica Juss. Bij begrafenisplechtigheden worden de bladeren gekauwd.
nippen of nippelen = ouder Nederlands. Ook in Mid.-Nederlands veel gebruikt.
Blomm oud-vl. gedichten
Vondel (v. Len.) IX 169 vs. 330 en z.
Betekenis: knijpen, betasten, het woord heeft trouwens nog de betekenis van: verliefd betasten.
het Oir = erfdeel.
de Oir = erfgenaam.
Om, een woordje, dat hulde en eerbied uitdrukt, staat steeds aan het begin van een gebed.
Parāçara, vader van Wyāsa, die de auteur van de Weda's zou zijn.
Pauw. - Onze tamme pauw munt nu juist niet uit door liefelijk gezang. Hoe dat nu te rijmen is met den lof der Sankritdichters? Ten eerste: over den smaak valt niet te twisten - ten tweede: in Hindoestān leefden en leven in het Noorden nog pauwen in het wild. - Wie zal zeggen, hoè zoet dáár hun geluid is - ìk weet het nièt!
Plach - Ouder Hollands Alex III, 812: plegen, plach, geplogen, Kiliaan.
Poerāṇā's, boeken met vertellingen uit het verleden.
Ǫuiétisme, wijsgerig stelsel, dat zowel in het Oosten als in Europa veel van zich heeft doen spreken. Het is enigzins verwant met een wijsgerige zelfvernietiging en leidde tot een polemiek tussen Bossuet en fénelon.
Rāhoe, een daemon, dronk van den onsterfelijkheidsdrank. Hij werd door zon en maan aan Wiṣṇoe verraden, die hem het hoofd afsloeg, dat onsterfelijk bleef. Daarom wreekt het zich op zon en maan, wat de verduisteringen van deze veroorzaakt.
Rijdier van Çiwa, = stier.
Safier, smaragd. Haren als safieren. - Safier heb ik gezet inplaats van smaragd. Ik althans heb nooit groene haren gezien.
Schuts van hoogmoed = geld.
Stralehand = In het Sanskrit bestaat hetzelfde woord voor straal en hand, een van de talloze woordspelingen.
Toverfeên = Widyādharā's.
Toverjuweel Edelsteen, die de macht heeft iemand naar de plaats te brengen, waaraan hij denkt.
Tweemaal geborenen = Brahmanen - tanden.
Verlosten uit oester en kwaad = nl. parel en bekeerde.
Vers vijfentwintig. - Het is niet de schuld van den drukker, dat deze spreuk wit papier geleven is.
verzwinden is volstrekt geen Germanisme, m. V.: Verswinde hare herte nacht en dag. Die Rose (in den vorm verswine); Ik minne hare reine lijf so seer, mi dunckt, dat ik verswine. Lantsloot , 515.
Een geestelijke ghespooc
Is voor mij slaapgesich
Verswene als de rose.
(Vondel).
Zo ook Hooft, enz.
voortreffelijkheid, deugd, snaar, pees; alles één woord in het Sanskrit .
vrome werken - Vroom betekende vroeger goed, bijv. Berg op Zoom, houd U vroom.
Wārāṇasī = Benares.
Wat wil hij hebben kan. - In het stads-Fries, dat wil zeggen Nederlands, zoals het in de grote steden gesproken wordt, betekent wil of wille nog genot. In het werkelijke Fries zegt men sin wille ha.
Wedergeborene of liever tweemaal geborene = tand of Brahmaan.
Wiçwamitra, voornaamste auteur van den Ṛgweda.
Widyādharā's, luchtgeesten, die in het gevolg van Çiwa in den Himālaya wonen en volleerd zijn in het toveren.
de wilde haren = hartstochten.
Windhya = een bergketen Richting O.-W., zowat Patna-Goedjarat.
De Zilverberg (de Kailasa) in den Himālaya, verblijfplaats van Çiwa en Koebera God van den rijkdom.
Zo voor goed geleerd = cīrṇa vervangen door joerṇa.
Grotesche Verlagsbuchhandlung.
Verlag von WILHELM HERTZ
Van denzelfden Auteur
Verlag von H. HAESSEL, Leipzig